|
||||||||
Dit is het tweede album van Joe Lovano’s Trio Tapestry, hoewel die comma s eigenlijk niet op zijn plaats is, want Lovano is niet de baas, Marilyn Crispell (piano) en Carmen Castaldi (drums) zijn gelijkwaardige partners. Saxofonist Joe Lovano hoeft hier eigenlijk niet verder geïntroduceerd te worden, hij werd geboren in Cleveland,Ohio in 1952 en daarna volgde een uiterst succesvolle muzikale carrière. Desondanks was zijn eerste album met het Trio Tapestry zijn eerste opname als leider op het ECM label terwijl hij daar heel veel had opgenomen als sideman (zie mijn recensie van Trio Tapestry uit 2018 in Rootstime). Lovano maakte albums in alle facetten van de jazz, van straight neo bop tot min of meer free jazz, hoewel hij dat zelf liever jazz free noemt. Toch hoor ik een zekere evolutie in zijn spel, was hij aanvankelijk de tenorsaxofonist met het brede, grote geluid in zijn periode bij Blue Note als een soort discipel van Sonny Rollins, schoof hij steeds meer op richting modernere stromingen. Hij speelde met talloze muzikanten, meestal die uit het modernere segment van de jazz, een omnivoor maar eentje die nooit een vorm van retro-jazz ambieerde, geen Wynton Marsalis, neen hij ging geen enkele uitdaging uit de weg en behield altijd zijn eigen forse geluid. Zo werkte hij met musici als Bill Frisell, Paul Motian, Henry Texier, Charlie Haden en Greg Osby, allemaal grote persoonlijkheden zelf. Dit is het tweede album van het Trio Tapestry, dus met Joe Lovano op tenor- en sopraansaxofoon, taragat (houten blaasinstrument met het uiterlijk van een klarinet en het geluid van een sopraansax) en gongs, de weergaloze pianist Marilyn Crispell en de evenals Lovano uit Cleveland afkomstige Carmen Castaldi op drums. De rol van Crispell op dit album is minstens zo belangrijk als die van Lovano, Jon Pareles van de New York Times omschreef haar vermenging van klassieke virtuositeit met de onbevangenheid van de free-jazz als “like monitoring an active volcano”. Het klankbeeld van dit album ademt rust en ingetogenheid uit, het spel van Lovano is ver verwijderd van zijn beginjaren toen hij moest opboksen tegen hammond reuzen als Brother JackMcDuff en Lonnie Smith. Maar hij is altijd een bewonderaar geweest van de spiritualiteit van John Coltrane en die kant van hem is hier te horen. Het album opent met het bijna gewijde “Chapel Song” met bijna fluisterende melodie lijnen van Lovano op tenorsax omringd door de piano van Crispell die haar eigen weg inslaat middels een knappe improvisatie. Ook “Night Creatures” is een nummer vol van serene klanken, een zoevende saxofoon, twinkelend pianospel en ritselende brushes op de bekkens. In “West of the Moon” excelleert Crispell weer door haar pianistische uitstapjes die cirkelen rond de saxofoon van Lovano, intrigerende en knappe muziek. Het titelnummer “Garden of Expression” begint rustig maar dan wordt er driftig geïmproviseerd en krijgt het nummer het karakter van free-jazz waar na het overloopt in een melodieuze finale. Ook in “Dream on that” is er sprake van een “vrijer” patroon waarin sax, piano en drums hun eigen rol spelen. Het afsluitende “Zen Like” beantwoordt aan de titel, mediterende klanken met gongs en piano akkoorden, waarna Lovano op de taragat ook bijdraagt aan het mystieke sfeertje, niet echt mijn ding, overigens zou dit album in ieder geval in mijn oren veel beter hebben gescoord als er wat meer up-tempo nummers waren. Jan van Leersum
|
||||||||
|
||||||||